maandag 29 mei 2017

Graancirkels, wie maalt er nog om? (afl. 3)

Spannende verhalen in de aflevering van vorige week, maar wat moet je ermee? Ooggetuigenverslagen die zeker tot de verbeelding spreken. Maar je zou ze de kost moeten geven die ze met gemak terzijde schuiven: “De verbeelding zal hen wel parten gespeeld hebben.”
Nu moet je van mij niet verwachten dat ik hier een sluitend bewijs zal leveren waarom die verhalen wel betrouwbaar zijn of juist niet. Graancirkels zijn namelijk veel te geheimzinnig om in een schema gevangen te kunnen worden.
En ze zijn er al eeuwen.

De Zoeloe-sjamaan Credo Mutwa vertelde aan onderzoeker Andreas Müller dat in Afrika al meer dan vierduizend jaar graancirkels ontstaan. In het Zoeloe worden ze "izishoze zamatongo" genoemd, tekens van de goden.
In 815 schreef Agobard, de bisschop van Lyon, over graancirkels in zijn omgeving, waarvoor hij buitenaardse 'Magoniërs' verantwoordelijk achtte.
In 1678 verscheen in een Engelse krant een verhaal over een graancirkel, met een afbeelding van een duiveltje dat met een zicht een kring in het staande graan maait.
Verscheidene boeren in Nederland vertellen hoe ze als kind op het land van hun (groot)ouders in graancirkels speelden. “De elfjes hebben weer kermis gehad,” zei men thuis dan.
Tegen het einde van de jaren zeventig kwam er een kantelpunt: er ontstonden steeds meer graancirkels, in steeds complexere vorm. En er kwamen ‘graankunstenaars’.

Wekenlang werken Remco Delfgauw en een groep handlangers aan een project dat de grootste graancirkel ter wereld moet opleveren. Regelmatig komen ze samen rond tekentafel en computer om de plannen door te spreken. Dan, op de avond van 6 juli 2009, worden de laatste voorbereidingen getroffen, want het ontwerp is klaar. Vijftig man telt de groep nu die de formatie in een Zeeuwse graanakker moet platleggen, verdeeld over zes ploegen die elkaar moeten aflossen tijdens het zware werk. Met busjes vol spullen en mensen rijden ze in het donker naar het veld, waar ze via trekkersporen het land in lopen, met GPS de coördinaten uitzetten om vervolgens met behulp van pvc-buizen de juiste banen en cirkels graan plat te leggen. Er wordt zorgvuldig gewerkt om zo min mogelijk sporen achter te laten. Vóór zonsopkomst is de klus geklaard en als het dag wordt onthullen luchtfoto’s een reusachtige vlinderformatie. Project Atlas trekt de aandacht van de media. Delfgaauw heeft bewezen dat graancirkels door mensen worden gemaakt; want tot nu toe werd aangenomen dat buitenaardsen de boosdoener waren.

Vreemd genoeg zijn er nog steeds mensen die geloven dat de meeste graancirkels door buitenaardsen worden gemaakt. Zijn die lui dan echt zo dom?

maandag 22 mei 2017

Graancirkels, wie maalt er nog om? (afl. 2)

Op een warme, windstille dag in 1946 hoort H. Lagies tussen Welspang en Süderfahrenstedt in Duitsland opeens een fluitend geluid en ziet een drie meter brede tegen de klok in draaiende spiraal van plantenresten de lucht in gaan, gevolgd door vier smallere straalsgewijze eromheen – met de klok mee draaiend opstijgend tot een hoogte van zo'n achttien meter, op welke hoogte grote turbulentie ontstaat die de vijf kolommen samenbrengt tot een enkele wervelende zuil, opstijgend tot grote hoogte. Als de waarnemer op onderzoek uitgaat blijken er te plekke een grote centrale en vier smallere randcirkels te liggen, van dezelfde doorsnede als de graanzuilen.

In augustus 1985 ziet bakker Jean-Paul Goethals op weg naar zijn werk rond Assenede in België 's nachts drie witgrijze lichtende bollen boven een veld hangen. Na enkele seconden beginnen de bollen op en neer en rond te bewegen. Na enige tijd staan ze stil, om enkele ogenblikken later te verdwijnen. Op de terugweg vindt de bakker in het bewuste veld vier of vijf cirkels met een doorsnede van 6 tot 7 meter, de grootte van de waargenomen bollen.

In juli 1988 rijdt boer Tom Gwinnett uit Woolaston in Engeland op een avond langs een tarweveld, als plotseling de lampen van zijn auto doven. Meteen hoort hij een vreemd snorrend geluid en ziet hij in het aangrenzende korenveld een doffe rode bol ter grootte van een voetbal, die lijkt te bestaan uit vonkjes die afkomstig lijken uit de toppen van het graan. Een minuut of twee later verdwijnt de bol en gaan de koplampen van de auto weer aan. De volgende morgen vindt de boer op het veld op de bewuste plek een cirkel met een doorsnede van zo'n zes meter.

In 1998 waken David Kingston en anderen op Clay Hill in Engeland. Drie afzonderlijke lichtbollen met gekleurd licht en een doorsnede van ongeveer 1,8 meter zweven drie uren lang rond en boven de waarnemers op de top van Clay Hill. Op sommige momenten voegen ze zich samen in een enkele bol en scheiden zich vervolgens weer. Plotseling daalt één van de lichtbollen af en vliegt naar beneden in het veld aan de voet van de heuvel. Als de dag aanbreekt bemerkt Kingston een platgelegde cirkel in een veld tarwe.

Tijdens Walpugisnacht in 2000 waakt een grote groep graancirkelonderzoekers in de heuvels bij het Duitse Burghasungen. Om 1 uur lijken de lichten van het dorp aan de overkant van het dal geleidelijk te doven alsof er iets donkers van bovenaf voor schuift. Langzaam wordt de hele vallei onnatuurlijk donker en stil. Na een kwartier schijnt het Janet Ossebaard, Bert Janssen en de andere waarnemers toe alsof er langzaam een donkere stolp wordt opgetild, waardoor de elektrische lichten weer zichtbaar worden en de nachtgeluiden terugkeren. Een uur later gebeurt precies hetzelfde nog eens. De volgende morgen wordt na enig zoeken een verse formatie gevonden in één van de koolzaadvelden.

In augustus 2001 logeert Nancy Talbot in het huis van Robbert van den Broeke in het Noord-Brabantse Hoeven. Om 3 uur ’s nachts hoort zij koeien schor loeien en vijf minuten later opnieuw. Nog vijf minuten later wordt haar kamer door de dunne gordijnen heen een seconde lang helder verlicht door een zuil van licht die boven het bonenveld achter het huis moet hangen, en een seconde later een tweede en een derde keer. Robbert ziet het gebeuren vanuit de keuken. De volgende morgen blijkt er in het bonenveld een formatie te liggen.

In de namiddag van 7 juli 2003 zien drie tienerjongens boven een veld bij het Italiaanse Montegranaro een lichtbol verschijnen die een lichtbundel in het gewas neerzendt, waar de plek lijkt te gloeien. Als ze in het veld gaan kijken is er niets te vinden, maar de volgende dag ligt er een uit drie cirkels bestaande formatie.

Roy en Robbert zijn in de nacht van 3 op 4 juni 2014 onderweg naar huis als Robbert het gevoel krijgt dat er iets bijzonders gaat gebeuren in een bepaald tarweveld. Als ze de auto parkeren zien ze een gloeiende bol laag over de akker bewegen, die het hele veld oplicht. Via trekkersporen lopen ze het land in richting het licht, tot ze een luid ‘elektrostatisch gezoem’ horen en Robbert zegt: ,,Dit moet de plek zijn.” Op dat moment schiet de lichtbol pal voor hen door de toppen van het gewas en in het heldere schijnsel zien de mannen in één seconde vijf cirkels platgelegd worden in het jonge graan.

maandag 15 mei 2017

Graancirkels, wie maalt er nog om? (afl. 1)

Nieuws: de eerste Nederlandse graancirkels van 2017 liggen er weer. Nou ja, eigenlijk grascirkels, maar "graancirkel" wordt vaak gebruikt als pars pro toto voor allerlei al dan niet cirkelvormige structuren in gras, gewassen of zelfs in het bos, in zand, in sneeuw en in ijs. Meestal geometrische, twee-dimensionale patronen waarvan de oorzaak onduidelijk is. De meest uiteenlopende theorieën doen de ronde, zoals je bijvoorbeeld hier kun zien. Wat moet je daarvan denken?

Een jaar of twintig geleden waren ze volop in het nieuws, graancirkels. Maar van een aantal is aangetoond dat ze door grappenmakers zijn gemaakt en de verhalen die rond de overige de ronde deden waren vermoedelijk te vaag om de doorsnee Nederlander lang te boeien. En in elk geval is het nieuwtje eraf. Maar een kleine groep ‘gelovigen’ houdt zich onverminderd geestdriftig bezig met het verschijnsel. Want nog steeds verschijnen er graancirkels. Over de hele wereld, en ook in Nederland. Maar de indrukwekkendste worden nog steeds gevormd in Wiltshire in Engeland.

Op een late avond in 1995 zullen Janet Ossebaard en Bert Janssen een nachtwake houden op Knap Hill, een plek in het Zuid-Engelse heuvelland waar de mooiste graancirkelformaties ontstaan en waar regelmatig vreemde dingen worden gezien, zoals lichtbollen en andere ongeïdentificeerde vliegende objecten (ovo’s oftewel ufo’s). Als ze bij de voet van de heuvel komen worden ze opgewonden aangesproken door een Duitser die daar bivakkeert en vertelt de vorige avond op slechts een paar meter afstand een lichtbol te hebben gezien die op zeker ogenblik begon te stuiteren en daarna verdween. Toen hij op die plek ging kijken bleken er twee verse grascirkels te liggen. Hij laat ze zien aan Bert en Janet, die daarna de heuvel beklimmen. De eerste wacht is voor Janet. Na een uur hoort zij achter zich een “elektrostatisch geknetter”, zoals bij vochtig weer onder een hoogspanningsleiding te horen is. In plaats van zich om te draaien naar het geluid raakt ze in een gelukzalige toestand ("bliss" noemen de Engelsen dat, hoort ze later) waarin ze alleen maar gevoelens als liefde en harmonie ervaart en het niet bij haar opkomt Bert te wekken of het geluid op te nemen. Het geluid verplaatst zich, komt daarna dichterbij en opeens hoort Janet in haar hoofd: ,,Welcome, we are so glad you are here, we are so happy we finally meet…” Dan verdwijnt het.
Om half 3 is het tijd dat ze Bert wakkermaakt voor zijn wacht. Die vraagt of er nog iets bijzonders gebeurd is. ,,Nee,” antwoordt Janet, nog steeds met een gelukzalige glimlach, zonder te beseffen dat haar toestand vrij bijzonder is. Tien minuten later komt het geluid terug en hoort Bert het ook, en al ervaart hij niet zulke overweldigende gevoelens, ook hij voelt geen behoefte om de zaak te gaan onderzoeken.
Tegen de ochtend maakt Bert Janet wakker en zegt: ,,Zie je dat licht daar? Wat is dat?” Maar Janet ziet niets, ook al ziet Bert duidelijk een groot licht langzaam van rechts naar links bewegen. Dan dalen ze zwijgend de heuvel af en zien tot hun verrassing dat er een derde grascirkel is ontstaan, duidelijk zichtbaar in het lange gras aan de voet van de heuvel. Beiden hebben onlangs een wichelroede gekocht; “ik geloofde daar nog helemaal niet in; Bert ook niet, maar “nou ja, laten we het maar eens proberen” – nou, die gingen, terwijl ze hingen, tegen de zwaartekracht in omhoog, zó sterk” was de energie in de cirkel.

Janet omschrijft deze gebeurtenis later (in haar boek Graancirkels. Het bewijs en in de dvd Graancirkels, vingerafdrukken van de goden) als haar eerste ontmoeting met “de cirkelmakers”. Wat, cirkelmakers? Eerder in het boek en in de video geeft Ossebaard juist een natuurlijke verklaring voor het ontstaan van graancirkels. Wat is er aan de hand?

maandag 8 mei 2017

Van Emsteɔdem naar Joetҩekt

Het is alweer even geleden dat ik met de trein in West-Nederland was, maar toen waren er nog gunstige uitzonderingen. Ik hoop van nog steeds. Uitzonderingen in wat? In het verengelsen van Nederlandse plaatsnamen.
Next station: Skiphol.” Of “Sjiphol”, dat gebeurt ook.

In het novembernummer van het tijdschrift Onze Taal besteedde Riemer Reinsma aandacht aan dit verschijnsel. Misschien heb je je zelf wel eens schuldig gemaakt aan het verengelsen van de naam van onze hoofdstad tot “Emsteҩdem”. Ik wel, moet ik tot mijn spijt bekennen. Het gaat zo makkelijk, hè, in een gesprek met een Engelsman of anderszins Engelssprekend wezen. Het klinkt zo vreemd, nietwaar, “This is the road to Amsterdam.” Maar waarom niet? Riemer Reinsma beproeft enkele verklaringen, waarom het bijvoorbeeld meestal “Joetrekt” wordt in plaats van “Joetrecht”, waarom velen kiezen voor “Sloterdiek” in plaats van “Sloterdaik”, hoe je "Schiphol" kun verbasteren, of zelfs "Nijmegen" (“Naimeġġen”) en "Gouda" (“Goeda”). Hij is niet erg blij met deze gedrochten, maar ik mis iets in het artikel. Het lijkt er namelijk vanuit te gaan dat dit soort gehaspel onontkoombaar is. En dat is het zeer zeker niet.

1.     Er zijn (of althans waren in mijn tijd) nog altijd conducteurs die de betreffende namen wel netjes uitspreken: “Next station is Schiphol”.

2.     Het verduidelijkt weinig of niets; een buitenlander begrijpt “Amsterdam” net zo goed als “Emsteҩdem”. Misschien is voor een Engelstalige buitenlander “Joetɔekt” wat duidelijker dan “Uutrecht”, maar voor een Frans-, Arabisch-, Bulgaars- of anderstalige buitenlander die zich hier in het Engels probeert te redden echt niet.

3.     Cultureel gezien zouden we het niet moeten willen (vgl. Engels op de universiteit). In het buitenland gaan ze voor ons hun plaatsnamen echt niet op z’n Nederlands uitspreken; dat wij het andersom wel doen getuigt m.i. van een gebrek aan cultureel zelfbewustzijn, zoals Piet Gerbrandy het noemt en zoals ik eerder schreef naar aanleiding van een liedje van Jeroen van Merwijk.

Kortom: het radbraken van Nederlandse plaatsnamen tegenover buitenlanders is meer een uiting van gemakzucht dan van taalvaardigheid en meer een uiting van gebrek aan zelfvertrouwen – dus angst – dan van behulpzaamheid.
Als wij al zo slordig omspringen met onze eigen plaatsnamen als er toeristen in de buurt zijn, hoe moet het dan gaan met ons cultureel erfgoed? Nederland is beroemd om de Volendamse klederdracht, maar wordt die ‘in het echt’ nog wel gedragen? Klompen staan er weinig beter voor. De tulp is een uitheemse bloem. Toeristen komen af op de culturele eigenheid van een land, maar wij zijn hard bezig de Nederlandse te vernietigen. Denk bijvoorbeeld aan de verschillende agrarische landschappen en de dialecten en oude ambachten. En dan ook de plaatsnamen.
Laten we dus subiet ophouden met die flauwekul.