maandag 26 december 2016

Jood onder de naties (9): Rechts(on)gelijkheid

Lastige vraag: zijn Joden en Arabieren gelijkwaardig? Misschien zeg je: natuurlijk, alle mensen zijn gelijk. Maar hoe moet je dan duiden dat een door Hamas-leden ontvoerde jonge Israëlische reservekorporaal, Gilad Sjalit, in 2011 werd geruild tegen 1027 Palestijnen? Is een Jood 1000 keer zo veel waard als een Palestijn?
In elk geval is er een verschil tussen de doodscultus (zie deel 7) in fundamentalistisch-Arabische kringen en de grote plaats die het begrip "chaj" (= "leven") inneemt in de Israëlische samenleving (wat weerspoken wordt door het in de Inleiding genoemde hoge abortuscijfer, maar dat terzijde).

Volgende vraag: zijn Joden en Arabieren wettelijk gelijk? Laten we de kwestie van twee kanten bekijken.

A)     Arabieren in Israël
Israël is een democratische rechtsstaat; dat het nog geen grondwet heeft doet daar niets aan af. De rechtsgelijkheid van alle burgers ligt verankerd in de Onafhankelijkheidsverklaring en fundamentele wetten en bijvoorbeeld het feit dat Israël partij is bij de belangrijkste internationale mensenrechtenverdragen. Ook godsdienstvrijheid is wettelijk gegarandeerd. De Israëlische rechterlijke macht toetst de praktijk voortdurend aan de wet. Zo hebben ook Arabieren in Israël volledig staatsburgerschap met alle rechten van dien, zoals afvaardiging in het parlement.
Toch is de praktijk weerbarstig. Hoewel je van Joden, die voortdurend in de geschiedenis waar ook ter wereld zijn achtergesteld of onderdrukt, zou verwachten dat ze op hun beurt vriendelijk zouden zijn voor de Arabieren met wie ze samen in het land wonen, worden Arabische Israëliërs vaak achtergesteld en is hun gemiddelde levensstandaard beduidend lager dan van Joodse Israëliërs. Ook Messiasbelijdende Joden en christelijke scholen ondergaan dit lot.

B)     Joden onder Arabisch bewind
De meeste, zo niet alle, islamitische staten kennen geen democratie, geen godsdienstvrijheid en geen rechtsgelijkheid voor niet-moslims. Zo bezaten Joden in het Midden-Oosten de eeuwen door een zogenaamde dhimmi­-status: gedoogd, maar ondergeschikt en onderworpen aan Arabische heerschappij. Als het nodig is in het kader van de Heilige Oorlog kunnen zulke dhimmi's zonder bezwaar worden vermoord, zoals de geschiedenis heeft uitgewezen. Denk ook aan de Farhud, het bloedbad in Bagdad in 1941.
In de praktijk blijkt die ondergeschikte positie in veel sterkere mate dan de achterstelling die sommige Arabische Israëli's ervaren. Veel Arabische dorpen in Israël zijn min of meer verboden gebied voor Joden. Ook christenen kunnen ongestraft worden vernederd of aangevallen, zoals zij ervaren in Gaza, Bethanië (al-Azariye) en Beeth-Lechem (Bethlehem, Bayt Lahm). Dit is namelijk precies de status die christenen vandaag de dag in de Palestijnse gebieden hebben. En dat is de reden waarom zij veelal sterk tegen Israël zijn: ze willen in een goed blaadje komen bij hun mohammedaanse bazen. De Aramese christen Shadi Khalloul analyseert het als volgt:
De Palestijnse Autoriteit en andere Arabisch-islamitische regimes zijn slim genoeg om deze zwakte op te merken. Ze bedenken activiteiten, betalen salarissen en richten anti-Israëlische christelijke dhimmi-organisaties op, zodat westerse christenen geloven in de 'Palestijnse zaak'. Met dat laatste bedoelen ze de oprichting van nog een Arabisch-islamitische dictatuur zonder mensenrechten. Hun methode is om christenen tijdelijk te gebruiken en ze op te zetten tegen hun Joodse broeders. (…) De westerse democratische wereld en ook de kerken zouden zich bewust moeten zijn van deze methode. (…) Israël is niet het probleem; Israël is de oplossing.

Nu hebben die dhimmi's, na precies 1310 jaar, ineens de rollen omgedraaid, een staat gesticht en de overwinning behaald in daaropvolgende oorlogen. Onverteerbaar! Daar ligt de tweede oorzaak van de buitensporige jodenhaat van Arabische en Perzische moslims en de hernieuwing van het moslimfundamentalisme, zoals door Ouweneel en Jansen (zie deel 7, voor de eerste reden) is aangetoond. Dit is een geweldige vernedering voor trotse Arabieren, en bovendien wanorde stichtend in de door Allah gewilde (rechts)orde. Een Arabische schrijver (Sabri Abu’l-Majd) zegt het zo:
De trotse geest van de Arabische moslims heeft achtereenvolgens de Ottomaanse en de Britse bezetting kunnen verdragen, omdat Turkije en Groot-Brittannië grote, machtige staten zijn met geweldige legers. Maar de trotse Arabische geest kan niet de bezetting verdragen van Palestina door Joden, dat wil zeggen door gangsters, die uit de vier hoeken van de wereld kwamen aanstormen en die geen andere wet kennen dan die van de jungle.

Het verschil in rechtsgelijkheid is als volgt samen te vatten: Arabieren onder Israëlisch bewind hebben volledig staatsburgerschap (hoewel ze in de praktijk soms worden achtergesteld); Joden onder Arabisch bewind hebben een achtergestelde positie (hoewel ze in de praktijk soms worden vermoord).


Vrede op aarde?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten