maandag 26 januari 2015

Onv’rtaolbaor Veêluws

,,Wat zei je?”
,,Boônestaokzaod.” Oftewel: Luuster dan beter! Of: Bemeui je mit j’neige!
Dit kan alleên in ’t Veêluws, waant in ’t Hollaands is de v’rleeje tied van "zèggen" niet ‘tzelfde as de tegewoordige tied van "zeien".

Een week of wat ‘eleeje havve ’t over onv’rtaolbaore woorde in een heêle kwak taole. Mer bie onv’rtaolbare woorde kun je evegoed denken an streektaol. Waant in een ‘dialect’ (zoas ze ‘t hete) zitten woorde die je in de staandaordtaol nie trugvienen, veur dinger waorveur of ’t eigelijk best haandig wezen zou um d’r een naom veur te hên. Kiek n’r ons Veêluws (’t West-Veêluwse dialek). Zo mer wat veurbeelde. Ik geef ’t Veêluwse (Barreveldse) woord en p’rbeer um een Hollaandse v’rtaoling d’rbie te v’rzinnen.

§       bestreekselen      een loer draaien
§       gaoperd                nieuwsgierig mens
§       haanden               goed in de hand liggen
§       vreeën                  de omheiningen nazien
§       gaonderig             graag en vaak uitgaand
§       podden                 te veel kniezend in huis zitten
§       verpodden            ziek worden door te veel kniezend in huis zitten
§       verspochten         door vocht uitslaan met weerplekken
§       jutteren                (los)rammelen van iets dat slecht vast zit
§       gups                      twee handen vol (in een kommetje gehouden)

En dan de uutdrukkings die-ve hier kennen. Veur "een beetje veel" zeggen wulie: "An de veule kaant" of "veulachtig". Net iets aanderst. En hoeveul uutdrukkings wulie beveurbeeld hen veur as 't regent:
-        Gien rege van beduui.
-        Daor regent 't weer heên!
-        't Is slördig weer.
-        't Regent neindig.
-        't Houdt op mit zachjes regenen.
-        't Regende en niet zo zeut.
Mer 't aordigste vien 'k haost nog wel… sja, hoe zèg je da? Zukke vaste anvullings as een aander een opmaarking maokt, of die je geliek zelf mer zèggen:
o      “Krek pas…” – “… hooi op, koe doôd.”
o      “A'k 't al nie 'edocht ha…” – “… de kiep niks aarg dik, en mer êên kuuk.”
o      “As-t-ie de gang mar het…” – “… zei de boer, en hie ging op een doôd peerd zitten.”
o      “Aarg geschrouw, mer weinig wol…” – “… zei de boer, en hie had ’t vaarken onder ’t mes.”

Noe snap jie wel wurrum of ’t zo’n iezige zund is dat de jongeluu d’r eige dialek nie meer leren. Waant wat veur ’t Veêluws waor is, is evezogoed waor veur alle streektaol. En van een paor weken-‘eleje weet je mêschiejn nog wel wat die buutelaandse keêl zei: Wie z’n moerstaol kwietraokt, die raokt z’n ‘identiteit’ kwiet. En da’s nie best, mer da’s wavve op ’t heden overal gebeuren ziejn. Hoe komt ’t dat ’t zo laang duurt veurdat de jonges en deres volwasse bin, ’t mêschiejn wel nooit wörre? Onder aandere deurdasse d’r wörtels kwietraoke, en daormee d’r eigenheid. Durum nog êên keer, veur de jongeluu die d’r moerstaol al v’rgete bin:
Herontdek je wortels en je vind je identiteit.


maandag 19 januari 2015

Voedselveiligheid

Onlangs werden er weer eens enkele duizenden gezonde kalveren geruimd door de vondst van het stofje furazolidon in voer en één van de afbraakproducten ervan, 3-amino-2-oxazolidon (AOZ) in urine van de kalveren. De partijen zijn het erover eens dat de aangetroffen hoeveelheden giftige stof dermate laag zijn dat vlees van de kalveren geen aantoonbaar gevaar voor de volksgezondheid zou opleveren, maar er geldt nu eenmaal een nultolerantie voor deze stoffen: er mag niets van in de voedselketen terechtkomen. Dus werden de kalveren vernietigd. En zoiets gebeurt herhaaldelijk, want niet alleen komt er wel eens furazolidon in veevoer terecht, maar er zijn meer stoffen waarvoor een nultolerantie geldt, zowel synthetische als natuurlijke zoals radioactief-vervalproducten.

Is deze strenge regel billijk? Nee, stelt de sector; er moet een discussie over op gang komen. Want de nultolerantiewetgeving is verouderd omdat ze is gegrond op oude, grove meetmethodes waarmee kleine hoeveelheden giftige stof niet konden worden aangetoond.
En daar is veel voor te zeggen. Naar de consument toe wordt het argument gegeven dat voedselveiligheid voorop staat. Daarbij zijn echter twee kanttekeningen te maken. Ten eerste zijn we in ons veilige Nederland wel een beetje doorgeslagen met onze bezorgdheid over voedselveiligheid; hoe vaak gebeurt het niet dat hier één of ander 'vervuild' product uit de schappen gehaald moet worden en vernietigd terwijl we een groot deel van de wereld laten creperen? Ten tweede ligt de ondergrens van toelaatbare stoffenconcentraties vaak onrealistisch laag en heeft vaak weinig te maken met gezond verstand.

De oplossing lijkt simpel: overtuig de politiek hiervan opdat de wet wordt aangepast en in plaats van een nultolerantie voor bepaalde stoffen een redelijke ondergrens vastgesteld wordt.
Zo eenvoudig is het echter niet, betoogt Dirk Strijker in de Boerderij.
"Het gaat vaak om internationaal vastgelegde afspraken, en die zijn niet maar zo te veranderen. Dat heeft soms een beetje met bureaucratie te maken, en veel meer met iets anders. Niet iedereen heeft namelijk belang bij zo'n aanpassing. In het algemeen gaat het dan om 'concurrenten'. Sectoren die op de vleesmarkt met kalfsvlees concurreren zullen het best vinden dat de kalverhouderij een extra probleem heeft. En clubs die tegen kalfsvleesproductie zijn zullen het ook best vinden. En producenten die een heel andere productiewijze hanteren waardoor bij hen zo'n stofje niet gevonden kan worden, die hebben evenmin belang bij een aanpassing. Landen die nauwelijks kalfsvlees produceren, en wel concurrerende vleessoorten, of die een andere productiewijze hebben, zullen een aanpassing van de norm proberen tegen te houden."

Vooral door dat laatste lijkt er voor Nederlandse boeren nog nauwelijks toekomst te zijn, doordat de Nederlandse regels veel strenger zijn dan die in de meeste andere landen, ook die waarvandaan levensmiddelen worden ingevoerd; zonder dat daar wat tegenover staat.
Toch zou de overheid het belang van de in-standhouding van de Nederlandse boerenstand moeten inzien en voorkomen dat er over vijftig jaar nog slechts een handjevol megabedrijven over is – die misschien wel "veilig" voedsel produceren maar op gespannen voet staan met natuur en landschap – en behoort een zichzelf respecterende landsregering in staat te zijn de druk van het bedrijfsleven te weerstaan als het in het belang van het recht is. Kortom: dit zou wel eens een lakmoesproef kunnen worden voor hoe onpartijdig de politiek is.


maandag 12 januari 2015

Beledig Mohammed niet!

Een moorddadige aanslag annex gijzeling hield Parijs en de rest van West-Europa vorige week in de ban. Voor de tweede keer in zijn bestaan was het kantoor van het satirische tijdschrift Charlie Hebdo het doelwit. De reden: publicatie van oorspronkelijk in het Deense Jyllands-Posten gepubliceerde spotprenten over de grote profeet Mohammed. Die riepen destijds al verontwaardiging op, maar Denemarken ligt vermoedelijk iets te ver naar het noorden om verdere gevolgen van de beledigingen te ervaren. Dat dat voor Parijs ook zou gelden bleek een misvatting – Les temps sont changées!
Mohammed is machteloos, maar vele van zijn volgelingen zijn levensgevaarlijk; niet langer alleen in het Midden-Oosten. En Charlie Hebdo riep om een wraakactie.
Het was een goede les: vrijheid van meningsuiting heeft zijn grens. De grens van het fatsoen. Wie opzettelijk en voortdurend beledigt vraagt om vergelding.

Omdat ze toch bezig waren overviel de bende moslimterroristen ook meteen maar een Joodse supermarkt. Niet dat de Joden iets te maken hadden met de spotprenten, maar de bijna even onverklaarbare als onuitroeibare jodenhaat zocht ook hier een uitweg. Door de eeuwen heen en tot in de toekomst klinkt hetzelfde misselijkmakende refrein:
In welk conflict ook op het wereldrond / de Joden blijven de gebeten hond.
Tja, dat kan veilig, Joden te grazen nemen. Of christenen. Maar kijk uit met moslims, want daar zitten linkmichels tussen; als je die tegen je in het harnas jaag zijn de rapen gaar.
Daarom wil ik iedereen die graag anderen beledigt de volgende raad geven: beledig christenen; dat kan ongestraft. Hooguit klagen en mopperen ze wat, maar erger zullen de gevolgen voor jou niet zijn. Zelfs als ze afgeslacht worden slaan christenen nog niet terug. En hun overtuiging dat aan het einde der tijden een wrekende God het voor hen zal opnemen valt voorlopig nog niet te bewijzen…

maandag 5 januari 2015

De kleuren van de week

Synesthesie


zondag
maandag
dinsdag
woensdag
donderdag
vrijdag
zaterdag

Er bestaan mensen voor wie de dagen een bepaalde kleur hebben; misschien de bovenstaande, misschien een andere*. Ook maanden worden soms met een bepaalde kleur geassocieerd, of letters, of cijfers:

1             2             3             4             5             6             7             8             9             10

Dit is een voorbeeld van synesthesie: koppeling of vermenging van zintuigen. Dit is iets dat gebeurt in de hersenen. Bij kleine kinderen zijn in de hersenen nog allerlei dwarsverbanden tussen verschillende hersendelen aanwezig die later verdwijnen omdat ze niet nuttig (zouden) zijn. Volgens de theorie blijven bij synestheten enkele van deze verbindingen bestaan. Of het zou kunnen dat bepaalde informatie in de hersenen op een 'verkeerde' manier wordt teruggekoppeld. Het gevolg is dat letters en cijfers worden waargenomen met een bepaalde kleur of dat die kleur er op meer indirecte wijze mee wordt geassocieerd. Of dat muziek een bepaalde kleur heeft; niet alleen de figuurlijk bedoelde klankkleur van de instrumenten, maar meer dat de klanken letterlijk bepaalde kleuren voor de geest roepen. Zo moest de Hongaarse componist Liszt tijdens een repetitie het orkest soms toeroepen: "Wat meer blauw in deze episode, alstublieft!"
Er bestaan echter ook allerlei andere vormen van synesthesie, die niets met kleuren te maken hebben. Zo hebben voor sommige synestheten dagen, maanden of getallen een bepaalde positie in de ruimte. Voor anderen zijn de cijfers mannelijk, vrouwelijk of onzijdig. Voor weer anderen zijn de letters van het alfabet of de dagen van de week even of oneven. Vaak heeft een persoon met synesthesie meerdere van deze associaties.

Er zijn maar weinig mensen die synesthesie kennen. Hoewel de vroegere schatting van één op de twee- tot vijfduizend een onderschatting lijkt, heeft toch hooguit één op de twintig mensen één of andere vorm van synesthesie. Voor sommigen hebben de dagen bijvoorbeeld geen unieke kleur, maar zijn alleen donker of licht; of auto's hebben een gezichtsuitdrukking. De meesten van hen zijn tevens hooggevoelig, hoewel omgekeerd lang niet altijd opgaat – ongeveer één op de zes mensen kan gerekend worden tot de hoogsensitieve personen (hsp's) – en het verbaast me niet als er een verband tussen deze twee eigenschappen bestaat: een hgp (hsp) is bovengemiddeld gevoelig voor zintuiglijke indrukken en kan dus vaak scherp waarnemen maar kan slecht tegen een overmaat aan prikkels.

O ja, mijn mening. Wel, deze: synesthesie is een waardevolle eigenschap. Ze geeft grauwe dagen kleur.



* Het kan bijvoorbeeld ook zo:
zondagmaandagdinsdagwoensdagdonderdagvrijdagzaterdag

… maar dat heeft minder met synesthesie van doen