maandag 27 mei 2013

Pinkstertaal

De beroemde ruime bovenzaal van vorige week wordt te klein voor de toegestroomde duizenden, maar de door de hoogwaardige heerlijkheid aangeraakten mengen zich onder de bezoekers en zijn door de open ramen ook voor buitenstaanden gemakkelijk te verstaan. Luid en duidelijk verkondigen ze namelijk de grote werken van God – duidelijk althans voor de Joden uit de verstrooiing die Parthisch, Medisch (ja, met hoofdletter), Elamitisch, Kretenzisch, Arabisch of één van de vele andere talen die ten gehore worden gebracht als moedertaal hebben. Hun ongeletterdheid speelt de profeterende mannen niet langer part(h)en; bij ingeving spreken ze vloeiend een willekeurige, hen voorheen en nadien onbekende taal.

Het woord dat de titel van dit stukje vormt zal door wie het protestantisme kent in verband worden gebracht met tongentaal, een verschijnsel dat vooral optreedt onder pinkstergroeperingen. Het is één van de gaven van de Heilige Geest, een soort herhaling van het gebeuren op de eerste pinkersterdag. (Overigens heeft sommige glossolalie meer te maken met ons woord "lallen" – afgeleid van het Griekse woord voor "praten" –, maar zodanig een gevaar ligt voor elke goede gave op de loer).

Deze wonderlijke gebeurtenis roept herinneringen op aan een soortgelijke gebeurtenis van zo'n vijfentwintighonderd jaar eerder, een ingrijpend gebeuren dat het laatste was van de oergeschiedenis van de gehele mensheid en waaraan tal van volken herinneringen bewaren. Tjarko Evenboer noemt in De wereldwijde vloed onder anderen de Grieken, de Miao (China), de Karbi (India), de Ghaikos (Myanmar), de Elema (Papua-Nieuw-Guinea), de Azteken (Mexico), de Choctaw (VS) en niet te vergeten de Babyloniërs, op wier grondgebied het goddelijk ingrijpen plaatsvond dat de taal der mensen verwarde en hen over de hele aarde verspreidde (Genesis 11).
Het gevolg hiervan was een steeds weidser uitwaaierende veelheid aan talen en dialecten, de veelkleurigheid van de mensenwereld benadrukkend. Het toppunt is wel het eiland Nieuw-Guinea met zijn bijna 1100 talen, waarvan er overigens honderden met uitsterven bedreigd worden. In dit beboste bergland woonden vele stammen die nauwelijks contact hadden met naburige stammen, waardoor de taalverschillen van lieverlee zo groot werden dat verschillende stammen elkaar niet meer konden verstaan. En zo is bijna nergens de uitspraak van mijn vroegere leraar ecologie zo toepasselijk als hier: "Variatie bestaat bij de gratie van isolatie."
Uiteraard is de uitspraak evenzeer van toepassing op de natuur met zijn rijke verscheidenheid aan levende wezens. Zodoende merkt Rien Poortvliet in De ark van Noach snedig op: "Paarden, mezen, karekieten, gazellen en plevieren – wij horen hen in hun eigen taal van de grote daden Gods spreken."

Babel staat als symbool in de Bijbel tegenover Jerusjaleem. Ondanks de schijnbare overeenkomst tussen de twee gebeurtenissen zijn ze feitelijk tegengesteld: de tweede heft de eerste op, althans in beginsel. Hoe waardevol de rijke verscheidenheid aan talen op aarde ook is, toch heeft ze meer leed dan lief gebracht en dus lijkt ze erom te vragen uiteindelijk te worden opgeheven, als het vooruitzicht in het laatste bijbelboek van een vernieuwde aarde werkelijkheid wordt.

maandag 20 mei 2013

Pinkstervuur

Negentienhonderdtweeëntachtig jaar geleden, Wekenfeest in Jerusjaleem. Onverwacht horen vele in de omgeving van de tempel aanwezige pelgrims een loeiend gebulder als van een stormachtige windvlaag, een bazuinstoot uit de hemel. Toch wordt er niemand omvergeblazen, want het waait nauwelijks. Tegelijk ontstaat er een voelbare spanning in de lichtgevende ether, een energie die ook iedere niet-paranormaal aangelegde aanwezige waarneemt. Als door een magnetisch veld worden de mensen getrokken naar een bijgebouw van de tempel, het energetisch centrum, waar in een grote bovenzaal zo'n honderdtwintig man bijeen is. De nieuwsgierigen die de zaal binnendringen schrikken, zo ongewoon is het schouwspel. Boven het hoofd van elk van de honderdtwintig mensen brandt een flakkerende vlam.

Een onwaarschijnlijk verhaal? Ongewoon, maar niet onwaarschijnlijk en zeker niet onverklaarbaar. Behalve dat het verhaal is overgeleverd door betrouwbare getuigen, was het voorspeld, noodzakelijk en dus onontkoombaar, en voor eenentwintigste-eeuwers grotendeels reconstrueerbaar. Daartoe wil ik graag een poging wagen.
Van de man die straks het woord zal nemen om de toegestroomde menigte verontruste nieuwsgierigen toe te spreken zijn twee rondzendbrieven bewaard gebleven. In de tweede daarvan beschrijft hij een eerdere ervaring die een zekere samenhang vertoonde met die van deze dag. Hij spreekt daarbij van "een stem van de hoogwaardige heerlijkheid", zoals Statenvertaling het weergeeft. Het woord "hoogwaardig" roept wellicht associaties op met de atoomfysica, waarin het verband houdt met een sterk verhoogd energieniveau.
Nu, de hemel, Gods troonzaal, is een plek met een voor aardse begrippen ongelooflijk hoge energiewaarde, blijkens de enkele malen in de geschiedenis dat iemand daarvan een glimp opvangt. Volgens het Oude Testament is er nooit in de geschiedenis een zo groot profeet opgestaan als Mosjee. Hij was dan ook degene die het meest en intensiefst met de hoogwaardige heerlijkheid in aanraking is geweest. Toen hij nog schaapherder was zag hij eens een doornstruik branden – althans, zo leek het, maar de struik verbrandde niet, dus er was een ander soort energie aan het werk. Toen hoorde hij een stem. Later, toen hij zijn volk uit Egypte geleid had, werd de berg Sinaï gehuld in rookwolken met bliksem en loeiend gebulder – een bazuinstoot uit de hemel, want God daalde neer op de berg. Nadat Hij Mosjee tot Zich had geroepen, deze daar veertig dagen lang omringd was geweest door Zijn aanwezigheid en vervolgens weer teruggekeerd was om met zijn volk te spreken, straalde zijn huid van een bovennatuurlijke energie.
Vijftienhonderd jaar later, vijftig dagen vóór de gebeurtenis op het Pinksterfeest, ontmoetten enkele vrouwen twee engelen, menselijke gedaanten in een gewaad dat straalde met een bovennatuurlijke glans.
Waar is de hemel? Het begrijpelijkste antwoord – althans voor een eenentwintigste-eeuwer – luidt: in een hogere dimensie. Door eeuwenlang filosoferen is het begrip "hemel" uitgesplitst in verscheidene betekenissen, waar dat alles voor een eerste-eeuwer nog één geheel vormde. Voor mensen uit onze tijd is het dus noodzakelijk geworden uit te leggen dat Jesjoea niet miljoenen lichtjaren sterrenhemel hoefde te doorkruisen alvorens in de hemel aan te komen; Hij 'stapte' nadat hij de wolk bereikt had eenvoudig over in een hogere dimensie.
Op deze Pinksterdag is de grenslijn tussen onze drie-dimensionale werkelijkheid en de hogere vervaagd. Hierdoor manifesteert zich een ongekende energie op aarde, dicht bij de heilige plaats (zoals dat meestal ook het geval is met de zwakke, slechts voor paranormaal begaafden waarneembare aardenergieën).
Een zo hoge spanning, als was het een elektrische lading, moet wel leiden tot een verschijnsel als het Sint-Elmusvuur, dat soms verschijnt op de top van een scheepsmast, een torenspits of
zelfs het hoofd van een op een heuveltop staande man…

De uitwerking van dit stukje hemel op aarde strekt zich evenwel verder uit, zullen we volgende week zien.

maandag 13 mei 2013

Schoonheid in de mode

Schoonheid is uit de mode. Al meer dan honderd jaar. Zowel uit de mode van kleding als die van bouw en huisinrichting. Wat de bouw betreft heeft het te maken met het verdwijnen van de kunst uit de bouwkunde, een proces dat al snel na de Gotiek inzette; bouw is tegenwoordig te zeer gericht op functionaliteit om nog veel aandacht te hebben voor schoonheid. En wat betreft huisinrichting: de strakke zwart-witmode van de laatste paar jaar is hooguit stijlvol te noemen, maar vooral minimalistisch.
Overigens wordt "mode" – het Franse woord voor "gebruik" – tegenwoordig vooral verbonden met kleding – de meeste kledingzaken verkopen "mode" in plaats van kleding – en daarom zal ik daar in deze bijdrage de meeste aandacht aan besteden; voor deze ene keer sluit ik me aan bij het gebruik.

Hoewel een knap gezichtje meer waard is dan ooit, speelt schoonheid vrijwel geen rol meer in kledingontwerp. Schoonheid wordt verward met onberispelijkheid en aantrekkelijkheid, of juister: aandachttrekkerij. Feitelijk is niet langer is van belang of iets mooi is, maar of het in de mode is; anders gezegd: of de massa het ook heeft.
We hebben het dan over de kleding van de vrouw – het schone geslacht, een gegeven dat evolutionistisch moeilijk verklaarbaar is, maar daarom des te waarder – want kleren maken de vrouw: de kleding bepaalt voor een belangrijk deel of iemand een echte man of vrouw is dan wel één van de vele twijfelgevallen die vandaag de dag het straatbeeld bepalen. Nu terug naar het onderwerp. Als een vrouw al kiest voor vrouwelijke kleding, ook dan is daar vaak weinig schoonheid meer in te herkennen. Wie in plaats van een lelijke spijkerbroek een rok wil dragen lijkt slechts de keus te hebben tussen een rimpelrok – alleen het woord is mooi – of een strak minirokje met legging – zelfs het woord is lelijk. Gelukkig is dit schijn, maar gedwongen door de mode c.q. de massa durven slechts zeer weinig meisjes nog te kiezen voor kleding die vooral fraai en vrouwelijk is.
Vergelijk hedendaagse dameskleding eens met die van de gegoede stand tot het einde van de negentiende eeuw, alsmede vele streekdrachten uit heel Europa, en ontdek dat ook hierin slechts functionaliteit van belang wordt geacht, wat een grote misvatting is en een groot verlies betekent, want zoals we eind maart al zagen verrijkt schoonheid het leven.
Slechts bijzondere gelegenheden zijn in staat om het aspect schoonheid uit het vergeten hoekje te halen; de inhulding van onze nieuwe koning onlangs, bijvoorbeeld; of een bruiloft. Schoonheid is de factor die (een deel van de) dans-, gala- en bruidskleding doet verschillen van mode.

maandag 6 mei 2013

De leeuw en de olifant (2)

Het is nacht op de savanne van Midden-Afrika. Volslagen donker is het niet, want een bijna volle maan werpt haar schijnsel over vlakten van golvend grasland en donkere kreupelbosjes. Dat licht is ruim voldoende voor vele groepen grazers om de nachtelijke uren niet onbenut te laten. En als de grazers wakker zijn, dan ook de rovers.

Geeuwend rekt een groepje leeuwinnen zich uit in de dekking van wat doornstruiken. Ze zijn met hun vijven. De leeuw die de troep compleet maakt bevindt zich op dit ogenblik buiten het gezichtsveld. De slaap heeft de leeuwinnen goed gedaan, maar nu beginnen ze honger te voelen. De laatste antilope is al geruime tijd geleden over de leeuwenmagen verdeeld en het wordt tijd om uit te kijken naar nieuwe prooi: een zebra, een buffeljong of wat zich maar laat overmeesteren en verslinden.
De eerste leeuwin staat op en rekt zich uit. Traag volgen de andere haar voorbeeld, totdat de eersten naar de rand van het open veld sluipen om te zien wat er deze nacht op hen wacht. Kilometers verder, dankzij het maanlicht nog juist zichtbaar op de open vlakte, graast een grote kudde wildebeesten. Verder lijkt de savanne verlaten, totdat de grond begint te trillen, zacht, maar stilaan duidelijker waarneembaar voor de geoefende leeuwenzintuigen. Dan maakt een donkere omtrek zich los uit de schaduw van enkele acacia’s. Een kleine afdeling van een olifantenkudde betreedt het jachtveld van de leeuwen. Als op een teken sluipen de leeuwinnen op de grootvoeten toe, om hun kansen in te schatten. Met een omtrekkende beweging naderen ze de kleine kudde van verschillende kanten. Binnen enkele ogenblikken hebben ze hun slachtoffer gekozen: een jong dier dat nog niet de volwassen afmetingen heeft bereikt en nog onervaren is. Als de leeuwen dit jong weten te isoleren kunnen ze zeker zijn van hun prooi.

Dan dreunt een huiveringwekkend gebrul door de nacht – de leeuw heeft zich bij zijn wijfjes gevoegd. De olifanten horen en ruiken hun vijanden angstwekkend dichtbij en slaan op de vlucht. De leeuwen hebben hen echter snel omsingeld en zaaien verwarring in de groep. Het duurt niet lang voordat het kalf van zijn moeder wordt gescheiden en wordt geïsoleerd van de kudde. Onmiddellijk springt één van de leeuwinnen op de rug van het olifantenjong en bijt zich vast in zijn nek. De andere vallen het kalf van bezijden aan, terwijl ze de inmiddels tot staan gekomen olifanten op een afstand houden. Gezamenlijk dringen die echter steeds sterker op, waardoor de leeuwen hun prooi dreigen te moeten loslaten. Als een olifantkoe een uitval waagt worden leeuwinnen gedwongen het jong los te laten, maar als de koe zich daarop terugtrekt pakken ze opnieuw hun kans. Uiteindelijk lijken de olifanten erin te slagen het jong in hun midden in veiligheid te stellen, maar dan verschijnt de leeuwenman ten tonele. Met een woeste grauw valt hij de leidende olifantkoe aan, die daartegen niet bestand is en op de vlucht slaat, gevolgd door de andere koeien. Het jong raakt achterop, verzwakt door pijn en bloedverlies.

Plotseling dreunt echter de grond onder de aanstormende poten van een olifantstier die de kudde op een afstand vergezelde. De koeien horen dit, staken hun vlucht en keren zich om naar hun belagers. De indrukwekkende verschijning van de reusachtige bul doet de leeuwinnen terugdeinzen. Maar de machtige leeuw laat zich niet afschrikken en zet zich schrap voor de aanval. Intussen heeft de stier zich tussen het jong en de leeuwen geplaatst, waarmee hij zichzelf tot doelwit maakt.
Dreigend halen de leeuwinnen uit naar zijn voorpoten, maar moeten keer op keer terugspringen om de slagtanden te ontwijken. Ongemerkt is de leeuw echter om de olifant heen geslopen naar diens kwetsbare achterzijde en dan waagt hij de sprong. Beet! De leeuwenmuil heeft zich vastgebeten in een achterpoot van de stier en weigert los te laten. Steeds vaster bijten de leeuwentanden zich in de olifant en terwijl nu van alle kanten de leeuwinnen opdringen is het einde nog slechts een kwestie van tijd.

Dan heft de stier zijn poot en met een onverwachte wending stoot hij de leeuw tegen de grond – en verplettert zijn kop. Meteen draait de woedende bul zich om en stoot een slagtand door het kronkelende lichaam van de leeuw, die een laatste brul uitstoot en sterft. De leeuwinnen vluchten van het slagveld en de olifanten zijn gered, het jong veilig in hun midden.